psalm inleiding van de week

Psalm 39

Kees Waaijman leidt de psalm in.

1     Voor de verduurder.
0     Een Jedoetoen.
0     Deun.
0     Van David.

2     Ik zei: ‘Bewaken wil ik mijn wegen
0     voor het misdoen met mijn tong.
0     Bewaken wil ik mijn mond met een knevel,
0     wijl de doemende mij beduidend blijft.’
3     Ik verstomde in stilte,
0     zweeg uit het goede
0     en mijn smart werd ontwrichting.
4     Verhit werd mijn hart in mijn binnenste,
0     in mijn murmeren blaakte vuur.
0     Ik sprak met mijn tong:
5     ‘Laat mij voelen, Wezer, mijn kap
0     en wat de maat is van mijn dagen,
0     voelen wil ik waar het staakt met mij.
6     Hier, strekken gaf Jij mijn dagen
0     en als niets is mijn wereld Jou beduidend.
0     Enkel alles lucht dat alle aardeling zich opricht,                    Plavei.
7     enkel in verbeelding gaat een man.
0     Enkel lucht is hun gedruis, men stapelt,
0     en voelt niet wie het binnenhaalt.’
8     En intijds, waarop ben ik gespannen, mijn Meester?
0     Mijn wachten, het is op Jou.
9     Van al mijn schendingen red mij,
0     plaats mij niet tot hoon van de loze.
10   Ik verstomde, opende mijn mond niet,
0     ja, Jij gemaakt het.
11   Laat mij jouw aanraking ontzwenken,
0     ik eindig door het hitsen van jouw hand.
12   Verwringing straffend tucht Jij een man
0     en Jij laat zijn bekoorlijkheid als een fletser sijperen.
0     Enkel lucht is alle aardeling.                                                   Plavei.
13   Hoor mijn pleit, Wezer,
0     en heb oor voor mijn kreunen,
0     verdoof niet bij mijn tranen.
0     Ja, gast ben ik bij Jou,
0     gezetene als al mijn vaderen.
14   Strijk uit mij, en glunderen wil ik,
0     vóór ik ga en niets ben.