
Psalm 83
Kees Waaijman leidt de psalm in.
1 Zang.
0 Deun.
0 Van Asaf.
2 Machtige, geen stilte voor Jou,
0 verdoof niet en talm niet, Macht.
3 Ja, hier, jouw vijanden druisen
0 en jouw schuwers heffen het hoofd.
4 Zij vemen sluw tegen jouw volk
0 en beraden zich tegen wie Jij koestert.
5 Zij zeggen: ‘Ga, verhelen wij ze als natie
0 en niet blijvend gedenkt men de naam van Israël.’
6 Ja, zij beraden zich van harte bijeen,
0 zij snijden zich een verbintenis tegen Jou,
7 de tenten van Edom en de Ismaëlieten,
0 Moab en de Hagarenen,
8 Gebal en Ammon en Amalek,
0 Filistea met de gezetenen van Tyrus,
9 ook Assur klist zich aan hen,
0 weest een arm voor de zonen van Lot. Plavei.
10 Maak het hun als Midjan,
0 als Sisera, als Jabin
0 bij de slenk van Kison.
11 Uitgeroeid worden zij in Endor,
0 zij wezen gier voor de aarde.
12 Breng ze, hun edelingen, als Oreb en als Zeëb
0 en als Zebach en als Salmuna al hun gegotenen,
13 die zeggen: ‘Wij beërven ons
0 de oorden van de Machtige.’
14 Mijn Machtige, breng ze als rolpluis,
0 als stoppels voor het gelaat van de tocht.
15 Als vuur dat een woud schroeit
0 en als vlammen die bergen zengen.
16 Zo vervolg ze met jouw storm
0 en schrik ze met jouw verdwijner.
17 Vul hun gelaat met smaal,
0 en jouw naam zoeken ze, Wezer.
18 Schamen zich en schrikken voor immer zij
0 en blozen zij en sneven zij
19 en voelen zij, ja, Jij, jouw naam, Wezer,
0 alleen Jij bent alle land Ontstegene.