
Elke week verschijnt op deze pagina een ‘psalmviering van de week’,
waarbij thuis mee gebeden kan worden.
Psalmviering 39
Zang
Stilte, wees een wacht
bij mijn mond, dat ik
geen mens beledig.
Sluit mij in jouw eenzaamheid,
doorgloei mij tot
ik vloeibaar word
en voel hoe nietig ik
ben, een zucht, een schaduw
die voorbijglijdt.
Stilte is mijn ziel, alleen
nog stil verwachten
is mijn wezen.
Nietig schiep Jij ons
om in dit wachten niets
te zijn dan Stilte.
Beurtlezing – Job 7,11-21
Ik kan mijn mond niet meer bedwingen,
spreken moet ik uit de nauwte van mijn tocht,
zuchten uit de bitterheid van mijn ziel.
Ben ik de zee soms of een monster,
dat Jij een wacht bij mij plaatst?
Wanneer ik zeg:
‘Mijn bed is mijn troost,
mijn legerstee verlicht mijn zuchten’,
dan schrik Jij mij op met dromen,
beangstig Jij mij met gezichten,
zodat mijn ziel de wurggreep kiest,
de dood boven mijn smarten.
Ik ben het moe,
niet eeuwig duurt dit leven.
Laat af van mij,
mijn dagen zijn zo vluchtig.
Wat is de mens, dat Jij hem groot maakt,
hem zoveel aandacht schenkt,
dat Jij hem iedere morgen opzoekt,
hem ieder ogenblik beproeft?
O wanneer Jij nu eindelijk eens
je blik van mij afwendde,
mij losliet,
zodat ik mijn speeksel door kan slikken.
Heb ik misdaan, wat deert dat Jou,
behoeder van de aardeling?
Waarom kom ik Jou overal tegen,
moet ik wezen voor mijzelf tot last?
Waarom mijn schending niet vergeven,
mijn verwringing niet ongedaan gemaakt?
Nu reeds lig ik in het stof,
Jij zult mij zoeken,
maar ik zal nergens zijn.
Stilte
Mijn innerlijke weg,
Wezer,
leer mij behoeden.
Psalm



Stilte
Laat mij gaan,
Wezer,
in mijn nietigheid.
Wenk
Uit ‘Spreuken’ van Diadochus van Fotikè
Zoals, wanneer de deuren openblijven,
alle warmte meteen uit het badhuis ontsnapt,
zo ontsnapt ook door de deur van de stem
alle ingetogenheid uit de ziel
die niet kan weerstaan
aan de neiging om te praten,
zelfs als wat zij zegt goed is.
Het is goed
van tijd tot tijd te zwijgen.
Uit de geschriften van Franciscus van Assisi
Gelukkig de knecht die,
als hij spreekt,
niet al het zijne bekend maakt
met het oog op loon
en niet haastig is met zijn woorden,
maar wijs afweegt
wat hij moet zeggen en antwoorden.
Wee de mens
die het goede dat de Heer hem laat zien
niet in zijn hart bewaart
en niet door daden aan anderen laat zien,
maar liever door woorden
aan de mensen wil laten zien
met het oog op loon.
Hij ontvangt zijn loon
en de toehoorders plukken weinig vruchten
van zijn woorden.
Uit ‘Zeven manieren van minne’ van Beatrijs van Nazareth
Zo nu en dan
wordt minne zo mateloos
en zo onstuimig in de ziel
dat het haar voorkomt
dat haar borst verbrandt
en haar keel verdroogt,
zo dat haar aangezicht
en al haar ledematen
de hitte van binnen
en de verwoedheid van de minne voelen.
Ondertussen voelt zij
dat een scheut door haar hart
tot haar keel gaat,
alsof zij haar bewustzijn moest missen.
Zoals een verslindend vuur
dat alles in zich trekt
en alles in zich opneemt
wat het verweldigen kan,
zo voelt zij dat minne
alles in zich trekt
en verteert.
Uit ‘Boek van de waarheid’ van Heinrich Seuse
Hoe gaat verliezen in zijn werk,
wanneer de mens zich in God verliest?
Als de mens aan zichzelf ontnomen wordt
zo dat hij van zichzelf
noch van iets anders
enig weet heeft
en volkomen stil is geworden
in de oergrond van het eeuwige Niets,
dan heeft hij zichzelf
op de juiste wijze verloren.
Vergaat in het Niets ook de wil?
Ja, voor zover hij iets wil.
Want hoe vrij de wil ook mag zijn,
hij is pas werkelijk vrij
wanneer hij het niet meer nodig heeft
om iets te willen.
Uit ‘Alleenspraak van de ziel’ van Thomas van Kempen
Ik ben een vreemdeling op aarde.
Want ik heb in deze wereld
niets meegebracht
en ik kan er ook niets uit meenemen.
Naakt kwam ik hier
en naakt ga ik van hier weer weg.
Als een schaduw die voorbijglijdt
en als kaf dat door de wind wordt meegevoerd
en als een gast die één nacht is gebleven
zal ik spoedig voorbijgaan.
Heel dit leven is een korte nacht,
mijn levensdagen zijn kort
en zullen binnenkort eindigen.
Het zal lijken
alsof ik er nooit geweest ben.
Uit ‘Bestijging van de berg Karmel’ van Jan van het Kruis
Wat men hoopt
bezit men niet.
Hoe minder men bezit,
des te meer is er te hopen.
Hoe meer men bezit,
des te minder is er te hopen.
Bijgevolg is er dan ook minder hoop.
In overeenstemming hiermee
zal de ziel haar geheugen
meer richten op God
naarmate zij het meer onteigent
van vormen en dingen
die ze zich kan herinneren
en die niet God zijn.
Hoe meer leegte er bij haar is,
des te meer zal zij van Hem
de vervulling van haar geheugen verwachten.
Uit de geschriften van Søren Kierkegaard
Vergeet nog één keer het verleden,
doe het gereken teniet
waarin je jezelf gevangen houdt,
leg het verlangen van je hart niet stil,
doof je geest niet uit
in een nutteloze strijd
over wie het langste wachtte
en wie het meeste leed.
Werp nog één keer je verdriet op God
en laat je in zijn liefde wegzakken.
Uit deze zee stijgt de verwachting
opnieuw geboren
omhoog
en ziet de hemel open,
wedergeboren,
nee, nieuw geboren,
want deze hemelse verwachting
vangt juist aan,
wanneer de aardse verwachting
machteloos en vertwijfeld ter aarde valt.
Gebed
O wees aanwezig,
Jij die met mensen begaan bent.
Houd je niet doof voor ons verdriet,
nu ontreddering en pijn ons aangrijpen.
Buig je naar ons
en laat ons niet alleen.
Zang
Dat de stilte ons bewaart,
de nacht ons spaart,
woestijn ons loutert.
Ontneem ons alle schijn,
dat wij ons niets verbeelden,
niet bouwen op onszelf.
Eindig zijn wij, houd
de maat van onze dagen
aan Jouw eeuwigheid.
Stil verwachten onze kracht,
bij Jou zijn wij te gast,
gespannen op jouw gunst.
Op deze pagina kunt u kijken en luisteren naar een inleiding door Kees Waaijman, die kan helpen om de ruimte van deze psalm in te gaan.
Colofon
Deze uitgave kwam tot stand met medewerking van
Titus Brandsma Memorial, Nijmegen
© Teksten: Kees Waaijman
© Psalmgebed: Laetitia Aarnink
© Zangzetting: Jan Egberink
© Psalmzetting: Ad de Keyzer
Niets van deze Psalmviering mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch,
door geluidsopname of op enige andere wijze,
zonder voorafgaande toestemming van
Titus Brandsma Memorial Nijmegen.