psalmviering van de week

Elke week verschijnt op deze pagina een ‘psalmviering van de week’,
waarbij thuis mee gebeden kan worden.

Psalmviering 88

Zang

Al     Wees aanwezig,
0       mijn  Machtige,
0       bevrijd mij.

K1    Dag en nacht hoor Jij
0       mijn luide klacht,
K2    mijn bidden komt
0       voor jouw gelaat.
Al     Wees aanwezig,
0       mijn  Machtige, bevrijd mij.

K1    Verzadigd is mijn ziel,
0       van pijn verziekt,
K2    mijn leven is de dood
0       nabij, verstoten.
Al     Wees aanwezig,
0       mijn Machtige,
0       bevrijd mij.

K1    In de groeve ben ik
0       afgedaald,
K2    mijn levenskracht is
0       uit mij weggevloeid.
Al     Wees aanwezig,
0       mijn  Machtige,
0       bevrijd mij.

K1    Jouw brekers breken mij
0       van alle kanten,
K2    hopeloos verloren,
0       mijn hulp is ver.
Al     Wees aanwezig,
0       mijn  Machtige,
0       bevrijd mij.

Beurtlezing – Klaagliederen 3,1-18

Ik ben een sterke die gebogenheid zag
door de staf van zijn woede.
Mij heeft Hij afgevoerd en weggeleid
in de duisternis, zonder licht.
Waarlijk, Hij keert telkens weer zijn hand
tegen mij alle dag.

Mijn vlees en mijn huid laat Hij wegteren,
mijn beenderen breekt Hij.
Hij heeft mij aan alle kanten ingebouwd,
met vergif en kwelling mij omringd.
Hij doet mij neerzitten in duisternissen
met de eeuwige doden.

Hij spert mij onontkoombaar in,
verzwaart mijn koperen boeien.
Ook al schreeuw ik om bevrijding,
Hij sluit zichzelf af voor mijn pleit.
Hij verspert mijn weg met puin,
maakt mijn pad onbegaanbaar.

Hij loert als een beer op mij,
een leeuw in het verborgene.
Hij sluit mijn wegen af, verscheurt mij,
slaat mij met verwoesting.
Hij beweegt zijn boog en stelt mij
als doelwit voor zijn pijlen.

Hij laat mijn nieren binnengaan
de pijlen uit zijn koker.
Wezen moet ik belachelijk voor het volk,
hun spotlied alle dag.
Hij verzadigt mij met bitterheid,
Hij drenkt mij in de alsem.

Hij laat mijn tanden op de kiezel bijten,
drukt mij neer in het stof.
Jij stoot mijn ziel uit de vernoeging,
ik ben vergeten wat goedheid is.
Ik zei: ‘Mijn levensduur is voorbij,
voorbij mijn wachten op Wezer.’

Stilte

Kom machtig,
Wezer,
mij bevrijden.

Psalm

Stilte

Laat mij voelen,
Wezer,
Jou in duisternis.

Wenk

Uit ‘Ken de wegen’ van Hildegard van Bingen

Toen beefde ik overal
en sprak zuchtend
en zwaar bedroefd
tot mijzelf:
‘Waar ben ik?
Ach, hoe ben ik hier gekomen?
Welke troost
moet ik in deze gevangenschap zoeken?
Hoe kan ik deze ketenen laten springen?
Welke ogen
kunnen mijn wonden aanzien?
Welke handen
zullen mij met olie zalven?
Ach, wie
wil met mijn smart medelijden hebben?
De hemel moge mijn huilen horen
en de aarde over mijn droefheid sidderen.
Alles wat leeft,
heb medelijden met mijn gevangenschap.
Bitterste kwelling drukt mij neer,
omdat ik een vreemdeling ben
zonder troost of hulp.’

Uit ‘Donkere nacht’ van Jan van het Kruis

Wat deze lijdende ziel
het meest bedroeft
is de indruk
dat God haar verworpen
en vol afschuw
in de duisternis gestort heeft.
Dit is een bittere pijn
die David diep gevoeld heeft,
toen hij zei:
‘Ik ben als de doden verstoten,
als lijken die in het graf zijn gelegd,
aan wie Gij niet langer denkt.’
Ja, waarachtig,
als deze zuivere contemplatie
op haar hevigst is,
ervaart de ziel zeer intens
iets als de schaduw van de dood,
de branding van de doodsangsten
en pijngolven van de onderwereld.

Uit de geschriften van Quiroga

Ik heb veel zielen aangetroffen
die gekweld werden
door de indruk
dat men hun God had afgenomen,
omdat zij zich geen begrip van Hem konden vormen
op hun manier.
Het lukte hun nog niet
te komen tot een eenvoudige blik.
Eenmaal past God de ziel zo aan Hem aan,
dat Hij zich aan haar kan meedelen.
Hieruit moeten wij de lering trekken
om hetzelfde te doen,
wanneer de ziel niet op deze manier wordt bewogen.
Onze manier van doen
dient immers de goddelijke na te volgen
en niet omgekeerd.

Uit ‘Het leven’ van Maria Petyt

Ik voelde mij gedurende lange tijd opgesloten
binnen de engte van mijn natuur,
alsof ik geboeid en gekneveld lag
in een benauwde, donkere kerker,
gebonden met ijzeren ketens.
Ik was niet bij machte
mijn inwendige krachten te gebruiken
om die op God te richten.
Het gebed stond mij zo tegen,
dat ik er een walging voor voelde.
Het was alsof er een ijzeren muur stond
tussen God en mijn ziel.
Vooral tijdens de gebedstijd
voelde ik mij zo ver
en zo vervreemd van mijn Beminde,
alsof Hij duizend mijlen ver
van mij verwijderd was.

Uit ‘Mijn leven’ van Theresia van Lisieux

God stond toe
dat de dichtste duisternis
mijn ziel binnendrong
en dat de gedachte aan de hemel
die altijd zo vreugdevol was geweest voor mij
nu alleen nog kwelling was.
Die beproeving duurde niet
een paar uur of een paar weken;
die zal pas uitdoven op het uur
dat door de goede God bepaald is.
En dat uur is nog steeds niet gekomen.
Ik zou willen uitdrukken
wat ik voel,
maar dat is onmogelijk, denk ik.
Je moet door die donkere tunnel gereisd hebben
om er de duisternis van te kunnen begrijpen.

Uit de geschriften van Elisabeth van Dijon

Bid voor mij.
Het is niet meer een sluier,
maar een dikke muur
die Hem voor mij verbergt.
Als men Hem zo dichtbij gevoeld heeft,
is het hard.
Maar zolang het mijn Beminde behaagt
ben ik bereid
in deze zielstoestand te blijven.
Laten wij naar Hem gaan
in zuiver geloof.
Nooit voelde ik zozeer mijn ellende.
Nooit zag ik mij zo zwak.
Maar dit drukt me niet terneer.
Integendeel,
ik maak er gebruik van
om naar Hem toe te gaan.

Uit de geschriften van Simone Weil

Het ongeluk
maakt God gedurende een zekere tijd
tot een afwezige,
meer afwezig dan een dode,
dan het licht in een stikdonkere cel.
Ontzetting grijpt de ziel aan.
Er is geen object
waarop de liefde zich richten kan.
Het verschrikkelijke is
dat als de ziel in deze liefdeloze duisternis
ophoudt met beminnen,
Gods afwezigheid
onherroepelijk wordt.
De ziel moet ermee doorgaan
in het lege lief te hebben,
desnoods met een oneindig klein deel
van haar kracht.
Dan zal God zich aan haar openbaren
net als bij Job.

Gebed

Vanuit de diepte
roepen wij naar Jou,
Machtige van onze bevrijding.
Kom terug in ons midden.
O wees aanwezig
en bevrijd ons.

Zang

Al     Mijn ogen zoeken Jou,
0       ik roep jouw naam,
0       o wees aanwezig.

K1    Ervaren doden
0       jouw wondermacht?
K2    Staan schimmen op
0       om Jou te prijzen?
Al     Mijn ogen zoeken Jou,
0       ik roep jouw naam,
0       o wees aanwezig.

K1    Wordt in het graf
0       jouw gunst verteld?
K2    Wordt in het stof
0       jouw trouw bezongen?
Al     Mijn ogen zoeken Jou,
0       ik roep jouw naam,
0       o wees aanwezig.

K1    Voelt de duisternis
0       jouw gerechtigheid?
K2    Wordt jouw bewaring
0       in vergetelheid erkend?
Al     Mijn ogen zoeken Jou,
0       ik roep jouw naam,
0       o wees aanwezig.

K1    Waarom verberg Jij
0       jouw gelaat voor mij?
K2    Mijn metgezel,
0       het is de duisternis.
Al     Mijn ogen zoeken Jou,
0       ik roep jouw naam,
0       o wees aanwezig.

Van deze psalm is nog geen inleiding beschikbaar.

Colofon
Deze uitgave kwam tot stand met medewerking van
Titus Brandsma Memorial, Nijmegen

© Teksten: Kees Waaijman
© Psalmgebed: Laetitia Aarnink
© Zangzetting: Rokus de Groot
© Psalmzetting: Ad de Keyzer

Niets van deze Psalmviering mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch,
door geluidsopname of op enige andere wijze,
zonder voorafgaande toestemming van
Titus Brandsma Memorial Nijmegen.