psalm inleiding van de week

Psalm 33

Kees Waaijman leidt de psalm in.

1     Joel, bewarenden, in Wezer,
0     gerechtigen betaamt viering.
2     Erken Wezer bij de lier,
0     bij de tiensnaarharp deun Hem.
3     Zing Hem nieuwe zang,
0     tokkel goed bij geschal.
4     Ja, recht de aanspraak van Wezer
0     en al zijn maak hecht.
5     Verknocht is Hij met bewaring en schikking,
0     de gunst van Wezer vervult het land.
6     In de aanspraak van Wezer is de hemel gemaakt
0     en in de tocht van zijn mond al zijn drommen,
7     die het water van de zee bundelt tot stuw,
0     de wielingen tassing geeft.
8     Alle land schroomt Wezer,
0     allen op de kreits gezeten vrezen Hem.
9     Ja, Hij zegt en het weest,
0     Hij gebiedt en het stelt zich.
10   Wezer vergruist het beraad van de naties,
0     ketst de ramingen van de volken.
11   Het beraad van Wezer stelt zich eeuwig,
0     de ramingen van zijn hart geslacht op geslacht.
12   Welvaart de natie van wie Wezer de Machtige is,
0     het volk dat Hij zich koos tot eigendom.
13   Uit de hemel kijkt Wezer,
0     Hij ziet alle aardelingzonen.
14   Gezeten in zijn veste blikt Hij
0     naar allen op het land gezeten.
15   Die hun hart vormt bijeen,
0     die al hun maaksels merkt.
16   Geen koning bevrijdt zich veelvermogend,
0     een sterke redt zich niet met veel kracht.
17   Bevrijding te paard is bedrieglijk
0     en veelvermogend laat het niet ontslippen.
18   Hier, het oog van Wezer naar wie Hem schromen,
0     naar wie zijn gunst wachten,
19   dat Hij hun ziel redt uit de dood
0     en hen laat leven bij honger.
20   Onze ziel verbeidt Wezer,
0     onze hulp en ons schild Hij.
21   Ja, in Hem verheugt zich ons hart,
0     ja, in zijn heilige naam veiligen wij ons.
22   Weze jouw gunst, Wezer, over ons,
0     zoals wij Jou wachten.