Elke week verschijnt op deze pagina een ‘psalmviering van de week’,
waarbij thuis mee gebeden kan worden.
Psalmviering 26
Zang
Heel mij. Diep mijn gaafheid op.
Smelt mij om. Verzamel mij.
Wees de schikking van mijn leven.
Toets mij. Raak mij. Zie mij aan
in de mens die naast mij staat,
open mij in zijn gelaat.
Beproef mij. Voeg mij in jouw
zinsverband. Hecht mij. Vestig mij
in het hart van jouw gemeenschap.
Wees mijn plaats, mijn grond waar ik
staan kan. Hoor mij bidden, Jij.
Wees de schikking van mijn leven.
Beurtlezing – Job 23,3-14
Ach, wist ik Hem te vinden
en kon ik komen in zijn veste.
Ik zou voor zijn gelaat pleiten voor mijn schikking,
mijn mond zou vol zijn van bewijzen.
Ik zou het woord voelen
waarmee Hij zich buigt naar mij,
ik zou merken wat Hij zegt.
Zou Hij met overmacht tegen mij strijden?
Nee, Hij is de enige die om mij geeft.
Een oprecht mens staat vóór Hem en verdedigt zich,
voorgoed is mijn schikking veilig.
Hier, ga ik naar het oosten, Hij is er niet,
ga ik naar het westen, ik merk Hem niet,
werkt Hij in het noorden, ik schouw Hem niet,
keert Hij naar het zuiden, ik zie Hem niet.
Toch voelt Hij mijn levensweg.
Als Hij mij toetst, kom ik als goud tevoorschijn.
Mijn voeten hielden trouw zijn spoor,
zijn weg bewaakte ik, ik week er niet van af.
Het gebod van zijn lippen, mijn kerf,
heb ik niet geweigerd,
ik koester de woorden uit zijn mond.
Hij houdt dit ene vast,
wie zal Hem keren?
Hij doet wat zijn ziel begeert,
ja, Hij vernoegt mijn kerf
en houdt zich aan de regel van het recht.
Stilte
Geef mij de plaats,
Wezer,
die Jou schikt.
Psalm
Stilte
Zegenen wil ik Jou,
Wezer,
Jij verzamelt ons.
Wenk
Uit ‘Het gebed’ van Origenes
Beproevingen
hebben het volgende nut.
De indrukken
die onze ziel heeft opgenomen
– en die voor allen verborgen blijven,
ook voor onszelf,
behalve voor God –
komen aan het licht door de beproevingen,
opdat het niet langer verborgen blijft
hoe wij zijn,
maar wij door zelfkennis
tegelijk onze eigen fouten gewaarworden,
als wij dat willen,
en dankbaar zijn voor het goede
dat ons door de beproeving getoond is.
Wij worden beproefd
om ons duidelijk te maken
wie wij zijn
of te ontdekken
wat in ons hart verborgen is.
Uit de geschriften van Pseudo-Makarius
Je ziel kan soms moedeloos worden,
maar God kent onze zwakheid.
Een mens weet
hoelang een muildier,
een ezel,
een kameel
zijn last kan dragen,
en hij belast ieder dier
naar zijn draagkracht.
De pottenbakker weet
hoe lang de vaas in de oven moet staan
zonder dat deze door overmatige verhitting breekt,
of integendeel breekbaar blijft
omdat ze niet hard genoeg gebakken is.
Als mensen al blijk geven
van zoveel inzicht,
hoeveel te meer dan
weet God
hoeveel beproeving ieder mens kan doormaken
om uit zijn ervaring te leren
en bij God uit te komen.
Uit ‘Gerontikon’
Abbas Poimen zei:
‘Iemand die leraar is,
maar niet zelf uitvoert
wat hij leert,
is gelijk aan een bron,
die allen drenkt
en schoonwast,
maar zichzelf niet vermag te reinigen.’
Uit ‘Geestelijke ladder’ van Johannes Climacus
De eenvoud van de kinderjaren
is zonder dubbelhartigheid.
Goed is de eenvoud
die van nature aanwezig is,
maar niet zo goed en gelukzalig
als de eenvoud
die door middel van zwoegen en zweten
uit slechtheid werd overgeplant.
De eerste is beschermd
tegen veel dubbelhartigheid,
maar de tweede
veroorzaakt de diepste nederigheid.
Laten wij allen
die de Heer naar ons willen toetrekken
op eenvoudige wijze
en ondubbelhartig
naar Hem toe gaan
als naar een leermeester.
Want daar Hij eenvoudig is
en ongekunsteld,
wil Hij
dat de zielen die Hem naderen
eenvoudig en onschuldig zijn.
Uit ‘Zeven manieren van minne’ van Beatrijs van Nazareth
De ziel onderzoekt dikwijls
wat zij is
en wat ze zou moeten zijn,
wat ze heeft
en wat haar ontbreekt.
Met heel haar toeleg,
met grote begeerte
en al de bekwaamheid
waartoe zij in staat is
spant zij zich in
alles te verhoeden en te vermijden
wat haar in de minne
belemmeren en beletten kan.
Haar hart houdt niet op,
haar wil gunt zichzelf geen rust:
ze blijven zoeken,
aandringen,
leren,
ter harte nemen
en bezitten
al wat haar helpen kan
en doet vorderen in minne.
Uit de geschriften van Jan van Ruusbroec
De ongemeten minne,
zij brandt in alle zinnen
in de oven van de ening.
Daardoor ontstaat een versmelting,
een totaal bezwijmen
in de weelde van de genieting.
Zo wordt zij overweldigd
en in onbepaaldheid ontbonden
in de woeste duisternis.
Daar is geven noch nemen,
noch minne plegen,
maar enkel pure, simpele eenvoud.
Uit ‘Spel van liefde’ van Jan van de Heilige Samson
Wederkerig
hebben wij deel aan elkaar
in eenvoudige liefde,
in ons eenvoudige wezen
dat in zijn eenvoud
onvergelijkelijk is.
Wij stijgen boven al ons doen en niet-doen
en boven de vloed van de allerhoogste liefde
om te komen tot de eenvoudige,
elkaar toegewijde aanschouwing
in de onvergelijkelijke eenvoud
van ons beiden.
Alle begrip en alle verbazing
gaat dit te boven
in het onzegbare
waarin ik geheel verzonken ben in liefde,
ja, in meer dan liefde:
in de Liefde
die mij in verrukking vasthoudt
in voortdurende weergaloze aandacht
door U
en voor U.
Gebed
Jij, die ons wezen vormt
naar jouw beeld en gelijkenis,
wij bidden Je,
toets ons gedrag,
neem ons op in jouw gemeenschap.
Laat ons wonen in jouw nabijheid.
Zang
Dat jouw weg ten
einde toe mij leidt,
gerechtigheid
in mij ontbloeit.
Bewaar jouw gaafheid in mij.
Dat jouw gunst vol-
komen mij doordringt,
jouw hechtheid
heel mijn leven richt.
Bewaar jouw gaafheid in mij.
Dat jouw naam in
mij een zegen zij,
jouw erkenning
mijn dagen vult.
Bewaar jouw gaafheid in mij.
Van deze psalm is nog geen inleiding beschikbaar.
© Teksten: Kees Waaijman
© Psalmgebed: Laetitia Aarnink
© Zangzetting: Joeke Klein Bog
© Psalmzetting: Ad de Keyzer
Niets van deze Psalmviering mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch,
door geluidsopname of op enige andere wijze,
zonder voorafgaande toestemming van
Stichting Kerkmuziek en Spiritualiteit, Nijmegen.