titelstrook Inleiding in de Psalm

Inleiding van de week

Psalm 34

Kees Waaijman leidt de psalm in.

1     Van David.
0     Wijl hij zijn smaak wijzigde
0     voor het gelaat van Abimelech,
0     en deze jakkerde hem, en hij ging.

2     Zegenen wil ik Wezer te allen tijde,
0     gestaag zijn viering in mijn mond.
3     In Wezer viert zich mijn ziel,
0     gebogenen horen en verheugen zich.
4     Vergroot met mij Wezer
0     en verhogen wij zijn naam ineen.
5     Wezer vroeg ik en Hij boog zich naar mij
0     en uit al mijn vrees redde Hij mij.
6     Zij keken naar Hem en glansden
0     en hun gelaat bloosde niet.
7     Deze gebogene riep en Wezer hoorde
0     en uit al zijn nauwten bevrijdde Hij hem.
8     De bezige voor Wezer legert
0     omringend wie Hem schromen en laat hen ontsnappen.
9     Smaak en zie, ja, goed is Wezer.
0     Welvaart de sterke die schuilt in Hem.
10   Schroom Wezer, zijn heiligen,
0     ja, geen derven voor wie Hem schromen.
11   Welpen ontberen en hongeren
0     en wie Wezer vragen derven niet alle goed.
12   Ga, zonen, hoor mij,
0     schroom voor Wezer leer ik je.
13   Wie is de man die in het leven zich behaagt,
0     verknocht aan de dagen om het goede te zien?
14   Hoed je tong voor het kwaad
0     en je lippen voor veinzige spraak.
15   Zwenk van het kwaad en maak het goede,
0     zoek vernoeging en achtervolg haar.
16   De ogen van Wezer naar bewarenden
0     en zijn oren naar hun kreunen.
17   Het gelaat van Wezer bij wie het kwade maken,
0     om hun gedachtenis uit het land te snijden.
18   Zij schreeuwen en Wezer hoort
0     en uit al hun nauwten redt Hij hen.
19   Na is Wezer de gebrokenen van hart
0     en wier tocht gestoten is bevrijdt Hij.
20   Veel kwaad over de bewarende
0     en uit alle redt hem Wezer,
21   die waakt over al zijn beenderen,
0     niet één ervan wordt gebroken.
22   Het kwaad doodt de doemende
0     en wie de bewarende schuwen schulden het.
23   Wezer koopt af de ziel van zijn knechten
0     en niet schulden al wie schuilen in Hem.