psalm inleiding van de week

Psalm 36

Kees Waaijman leidt de psalm in.

1     Voor de verduurder.
0     Van de knecht van Wezer.
0     Van David.

2     Melding van schending aan de doemende
0     in het binnenste van mijn hart,
0     geen beving van de Machtige beduidend in zijn ogen.
3     Ja, zij gladt het hem in zijn ogen
0     zijn verwringing te vinden, te schuwen.
4     De aanspraken van zijn mond zwelligheid en veinzerij,
0     hij staakt het besef, het goeddoen.
5     Zwelligheid raamt hij op zijn ligging,
0     hij richt zich op de niet goede weg,
0     smaadt het kwade niet.
6     Wezer, in de hemel jouw gunst,
0     jouw hechtheid tot het zwerk.
7     Jouw bewaring als Machtige bergen,
0     jouw schikking veel wieling,
0     aardeling en dier bevrijd Jij, Wezer.
8     Wat kostbaar jouw gunst, Machtige,
0     aardelingzonen schuilen in de schaduw van jouw vleugels.
9     Zij laven zich aan het smout van jouw huis
0     en aan de slenk van jouw weelde drenk Jij hen.
10   Ja, bij Jou de wel van het leven,
0     in jouw licht zien wij het licht.
11   leep jouw gunst voor wie Jou voelen
0     en jouw bewaring voor de oprechten van hart.
12   Dat op mij niet komt de voet van de trots
0     en de hand van de doemenden mij niet waggelt.
13   Daar vallen de zwelligheidwrochters,
0     omgestoten en kunnen niet opstaan.