titelstrook Inleiding in de Psalm

Inleiding van de week

Psalm 49

Kees Waaijman leidt de psalm in.

1     Voor de verduurder.
0     Voor de Korachzonen.
0     Deun.

2     Hoor dit, alle volken,
0     heb oor, alle gezetenen ter wereld,
3     aardelingzonen en ook mannenzonen,
0     rijk en behoeftig bijeen.
4     Mijn mond spreekt kundigheden
0     en de murmering van mijn hart bemerkingen.
5     Ik neig naar een gelijkenis mijn oor,
0     open bij de lier mijn pakking.
6     Waarom schroom ik in kwade dagen,
0     de verwringing van mijn hiel en omringt mij,
7     wie zich veiligen bij hun vermogen
0     en zich in hun vele rijkdom vieren?
8     Een broer, niet  koopt met koop hem een man,
0     niet geeft hij de Machtige zijn zoen
9     en kostbaar is de koop van hun ziel
0     en hij staakt eeuwig.
10   En blijft hij durend leven,
0     niet ziet hij de zijg?
11   Ja, hij ziet, kundigen zullen dood,
0     vadsige en beest sneven bijeen
0     en hun vermogen laten zij achter.
12   Hun binnenste hun huizen eeuwig,
0     hun woningen geslacht op geslacht,
0     ze roepen hun naam over de aarde,
13   en een aardeling in zijn kostbaarheid vernacht niet,
0     hij gelijkt de dieren, ze verstillen.
14   Dit is de weg van hun vadsigheid
0     en van wie achter hen gelieven hun mond:     plavei
15   als een kudde brengt men ze in de woestenij,
0     de dood weidt hen
0     en men betreedt ze rechtop in de morgen
0     en hun vorm verslijt in de woestenij buiten haar hoeve.
16   Enkel de Machtige koopt mijn ziel
0     uit de hand van de woestenij, ja, Hij neemt mij.     Plavei.
17   Schroom niet, ja, een man verrijkt zich,
0     ja, veel is de wichtigheid in zijn huis,
18   ja, hij neemt dit alles niet mee in zijn dood,
0     niet daalt zijn wichtigheid achter hem,
19   ja, men zegent zijn ziel in zijn leven,
0     en erkent men jou, ja, jij voor jou doet het goed,
20   jij komt bij het geslacht van zijn vaderen,
0     niet durend zien zij het licht.
21   Een aardeling in zijn kostbaarheid en niet bemerkt hij,
0     hij gelijkt de dieren, ze verstillen.