Elke week verschijnt op deze pagina een ‘psalmviering van de week’,
waarbij thuis mee gebeden kan worden.
Psalmviering 77
Zang
Al Mijn stem naar de Machtige,
00 ik roep,
00 mijn stem naar de Machtige,
00 Jij hoort mij.
Vz In mijn verdriet strek ik mij uit
00 naar Jou, ik bid en smeek om Jou,
00 weiger iedere troost.
Al Mijn stem naar de Machtige,
00 ik roep.
Vz Mijn wachten is mij jouw gelaat,
00 in mijn bidden ben Jij mij
00 woordeloos nabij.
Al Mijn stem naar de Machtige,
00 Jij hoort mij.
Vz Stoot Jij mij voorgoed uit jouw
00 genade, is jouw tederheid
00 als een steen verhard?
Al Mijn stem naar de Machtige,
00 ik roep,
Vz tot ik murw van Jou, de zachtheid
00 van jouw tranen voel, Jij
00 weent in mijn verdriet.
Al Mijn stem naar de Machtige,
00 Jij hoort mij.
Al Mijn stem naar de Machtige,
00 ik roep,
00 mijn stem naar de Machtige,
00 Jij hoort mij.
Beurtlezing – Jesaja 40,1-8
‘Troost, troost mijn volk,’
zegt jullie Machtige.
Spreek tot het hart van Jeruzalem
en roep haar toe:
‘Ja, haar samendrommen is vervuld,
ja, haar verwringing is vereffend,
ja, zij heeft uit de hand van Wezer ontvangen
het dubbele voor al haar misdaden.’
Stem van een roepende:
‘Gelaat in de woestijn de weg van Wezer,
recht in de wildernis een baan voor onze Machtige.’
Alle dalen worden verheven,
elke berg en heuvel wordt vernederd.
Het kromme zal recht wezen,
het hobbelige wordt een vlakte.
Ontbloot wordt de wichtigheid van Wezer
en alle vlees zal zien bijeen,
ja, de mond van Wezer spreekt.
Stem van iemand die zegt:
‘Roep.’
En hij zegt:
‘Wat zal ik roepen?’
Alle vlees is gras
en al zijn gunst als een bloem in het veld.
Het gras verdort,
de bloem verwelkt,
ja, de tocht van Wezer waait erover.
Waarlijk, het volk is gras.
Het gras verdort,
de bloem verwelkt,
maar de aanspraak van onze Machtige
staat in eeuwigheid.
Stilte
Mijn stem,
Machtige,
hoor mij roepen.
Psalm
Stilte
Leid ons,
Machtige,
jouw volk.
Wenk
Uit ‘Mystieke theologie’ van Dionysius de Areopagiet
De oorzaak van alles
die alles te boven gaat
is niet zonder zijn
en niet zonder leven
en niet zonder geest.
Zij is geen houding
en geen vorm
en geen hoedanigheid
en geen veelheid.
Zij is niet op een plaats
en niet zichtbaar.
Zij is niet aanraakbaar
en ook niet waarneembaar.
Zij wordt niet verstoord door gevoelens
en is niet onderworpen
aan wisselvalligheden.
Zij ontbeert geen licht
en is niet onderhevig aan verandering
of vergaan.
Uit ‘Honing uit de rots’ van Bernardus van Clairvaux
Ik beken
dat het Woord ook tot mij gekomen is
en wel meerdere malen.
En ofschoon het vaker bij mij is binnengetreden,
heb ik nooit gevoeld
dat het binnentrad.
Ik voelde
wanneer het er was
en ik herinner mij
dat het er geweest is.
Geen wonder,
want tot dit Woord werd gezegd:
‘En uw voetsporen
zullen niet gekend worden.’
Keek ik naar buiten,
dan bleek het Woord
voorbij al het verste buiten mij te zijn.
Richtte ik mijn blik naar binnen,
dan was het Woord
innerlijker dan mijn eigen innerlijk.
Uit ‘Zeven manieren van minne’ van Beatrijs van Nazareth
Ach heilige begeerte van minne,
hoe sterk is uw kracht
in de minnende ziel.
Zij is een doordringende foltering,
een langdurige kwelling,
een moordende dood
en een stervend leven.
Maar zij wil niet getroost worden.
Zoals de profeet zegt:
‘Mijn ziel weigert getroost te worden’,
zo weigert zij alle troost.
Want alle vertroostingen
vernieuwen
haar hunkering naar minne
en de genieting van minne.
Uit ‘Innerlijke burcht’ van Teresa van Avila
De uitwerking
van de mystieke vereniging
op de ziel
is zo sterk
dat ze wegkwijnt van verlangen
en niet weet wat te vragen,
want ze meent duidelijk te bemerken
dat haar God bij haar is.
Het is alsof een pijl
doordringt tot in de ingewanden.
Wanneer Degene die haar verwondt
de pijl terugtrekt,
is het
alsof Hij die ingewanden mee uitrukt.
Zo is voor haar gevoel
de levende liefdepijn
waarin ze achterblijft.
Uit ‘Donkere nacht’ van Jan van het Kruis
David zegt:
‘Uw stralen verlichten de aarde.
De aarde beeft.
Door de zee loopt uw weg
en uw voetstappen zijn niet kenbaar.’
Dat ‘de stralen uw aarde verlichten’
duidt op de verlichting
die de goddelijke beschouwing
teweegbrengt in de ziel.
Dat ‘de aarde beeft’
betekent de pijnlijke reiniging
die deze beschouwing veroorzaakt.
Dat ‘de weg van God’,
waarlangs de ziel tot Hem gaat,
‘door de zee loopt’
en dat ‘zijn voetstappen
daarom niet kenbaar zijn’,
betekent dat deze weg
die naar God leidt,
voor de ziel geheim
en verborgen is.
Uit ‘Het leven’ van Maria Petyt
In die tijd
stond ik helemaal alleen,
zonder de minste bijstand,
troost of versterking
van de hemel,
de aarde,
God
of mensen
te voelen.
Al had ik geprobeerd
enige vertroosting te zoeken
bij mensen,
ik had er geen kunnen vinden.
De Beminde liet immers niet toe
dat deze laatsten mij
zouden troosten.
Zij liet mij eerder
verdrietig,
bitter en ongetroost
achter,
zo zou ik bij hen
niet mijn rust vinden
of houvast voelen.
Ik moest deze toestand
troosteloos
tot het einde
doorstaan,
zonder verzachting.
Uit ‘Wetenschap van het kruis’ van Edith Stein
In de donkere nacht
doet een diepe vrede haar intrede.
De ziel denkt voortdurend aan God.
Hem te mishagen
is de enige bezorgdheid die nog blijft.
De donkere nacht
wordt een leerschool in alle deugden:
zij oefent overgave en geduld,
zonder troost en verkwikking te vinden.
De ziel komt tot zuivere liefde tot God
doordat zij alleen nog maar handelt
omwille van God.
Het volharden in alle wederwaardigheden
geeft haar kracht en sterkte.
Deze zuivering leidt
tot de vrijheid van geest,
waarin de vruchten van de Geest rijpen.
Gebed
Vernederd en vertrapt
tot in onze ziel
roepen wij naar Jou,
rots van ons behoud.
Laat voelen ons jouw aanwezigheid.
Hoor ons roepen
in de nacht.
Zang
Al Jouw weg ging door de zee,
00 Jij liet geen voetspoor na.
K1 De Rietzee kliefde Jij doormidden,
00 Jij liet jouw volk in vrijheid gaan,
Al jouw weg ging door de zee.
K2 Waar Jij met Israël ontkwam
00 is niet meer terug te vinden,
Al Jij liet geen voetspoor na.
K1 De wateren, Machtige, zagen Jou,
00 de oerkolk sidderde en beefde,
Al jouw weg ging door de zee.
K1 Geen rimpeling is nog te zien
00 van jouw ontzaglijke voorbijgang,
Al Jij liet geen voetspoor na.
K1 De wolken goten water uit,
00 de donder rolde met zijn stem,
Al jouw weg ging door de zee.
K1 Als weerklank is alleen te horen
00 de stille vreugde van jouw volk,
Al Jij liet geen voetspoor na.
Al Jouw weg ging door de zee,
00 Jij liet geen voetspoor na.
Op deze pagina kunt u kijken en luisteren naar een inleiding door Kees Waaijman, die kan helpen om de ruimte van deze psalm in te gaan.
© Teksten: Kees Waaijman
© Psalmgebed: Laetitia Aarnink
© Zangzetting: Chris Fictoor
© Psalmzetting: Ad de Keyzer
Niets van deze Psalmviering mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch,
door geluidsopname of op enige andere wijze,
zonder voorafgaande toestemming van
Stichting Kerkmuziek en Spiritualiteit, Nijmegen.