titelstrook Inleiding in de Psalm

Inleiding van de week

Psalm 116

Kees Waaijman leidt de psalm in.

1     Verknocht ben ik, ja, Wezer hoort
0     mijn stem, mijn vergenadigingen,
2     ja, Hij neigt mij zijn oor
0     en mijn dagen door roep ik.
3     Mij omstrengen de snoeren van de dood
0     en de nauwten van de woestenij vinden mij.
0     Benauwing en droefheid vind ik
4     en de naam van Wezer roep ik:
0     ‘Ach toch, Wezer, laat mijn ziel ontslippen.’
5     Genadig Wezer en bewarend
0     en onze Machtige vertedert zich.
6     Wezer waker over verlokbaren,
0     ik verschraal, en Hij bevrijdt mij.
7     Keer, mijn ziel, naar je rusten,
0     ja, Wezer bejegent jou.
8     Ja, Jij laat mijn ziel de dood ontsnappen,
0     mijn oog de tranen,
0     mijn voet de aanstoot.
9     Ik ga voor het gelaat van Wezer
0     in de landen van de levenden.
10   Ik hecht mij, ja, ik spreek:
0     ‘Ik buig mij uiterst,’
11   ik zeg in mijn deinzen:
0     ‘Alle aardeling liegt.’
12   Wat keer ik Wezer
0     al zijn bejegeningen aan mij?
13   De beker van de bevrijdingen hef ik
0     en de naam van Wezer roep ik.
14   Mijn geloften vernoeg ik Wezer,
0     beduidend toch voor al zijn volk.
15   Kostbaar in de ogen van Wezer
0     de dood van zijn gunstelingen.
16   Ach toch, Wezer,
0     ja, ik jouw knecht,
0     ik jouw knecht, de zoon van jouw maarte,
0     Jij opende mijn boeien.
17   Het slachtmaal van erkenning slacht ik Jou
0     en de naam van Wezer roep ik.
18   Mijn geloften vernoeg ik Wezer,
0     beduidend toch voor al zijn volk
19   in de hoven van het huis van Wezer,
0     in jouw midden, Jeruzalem.

0     Vier Wezer.