psalmviering van de week

Elke week verschijnt op deze pagina een ‘psalmviering van de week’,
waarbij thuis mee gebeden kan worden.

Psalmviering 115

Zang

Al     Jij bent onze veiligheid,
00     onze hulp en ons schild ben Jij.

Vz     Jij omringt ons met jouw naam,
Al     Jij bent onze veiligheid.
Vz     Gunnende liefde, hechte trouw,
Al     onze hulp en ons schild ben Jij.
Vz     Jouw hemel welft zich over ons,
Al     Jij bent onze veiligheid.
Vz     Jouw welbehagen vormt het al,
Al     onze hulp en ons schild ben Jij.
Vz     Geen vergankelijk mensenwerk,
Al     Jij bent onze veiligheid.
Vz     Geen wezenloze godenbeelden,
Al     onze hulp en ons schild ben Jij.

Al     Jij bent onze veiligheid,
00    onze hulp en ons schild ben Jij.

Beurtlezing – Wijsheid 15,1-13

Wij laten ons niet misleiden
door een bedrieglijke uitvinding van aardelingen,
door het zinloze werk van een schilder,
door een bont beschilderd beeld.

Door zijn aanblik bekoort het dwazen,
zij strekken zich verlangend uit
naar de zielloze gestalte van een dood beeld.

Wie deze beelden maken beminnen het kwaad,
meer stellen ze dan ook niet voor,
dit is hun enige hoop.
Hetzelfde geldt voor wie ernaar kijken,
verwonderd en vol overgave.

Een pottenbakker kneedt moeizaam de weke aarde,
om ons te gerieven
geeft hij alles zijn passende vorm.
Uit dezelfde klei vormt hij vaatwerk
voor rein en onrein gebruik,
allemaal op dezelfde manier,
en hij bepaalt de bestemming.

Met misplaatste ijver maakt hij
uit dezelfde klei een armzalige god,
hij die zojuist nog ontstond uit de aarde
en weldra terugkeert naar de grond
waaruit hij werd genomen,
wanneer zijn levensadem die hij te leen heeft,
van hem wordt teruggevorderd.

Maar zijn zorg is niet
dat zijn kracht hem begeeft
of dat hij maar kort leeft,
nee, hij wedijvert met goud- en zilversmeden,
hij bootst de bronsgieters na,
hij legt zich toe op vervalsingen.

Zijn hart is as,
zijn hoop is brozer dan stof,
zijn leven is minder dan klei.
Hij beseft niet Wie hem gevormd heeft,
Wie hem met kracht heeft bezield
en Wie hem de levensadem inblies.

Hij denkt dat het leven een spel is
en het bestaan een winstgevende kermis.
Aan alles moet verdiend worden,
ook aan het kwaad.

Hij beseft beter dan wie ook
dat hij misdadig bezig is,
wanneer hij uit stof van de aarde
breekbaar vaatwerk en godsbeelden maakt.

Stilte

Niet om ons,
Wezer,
om Jou.

Psalm

Stilte

Jij bent eeuwig,
Wezer,
in een zegen.

Wenk

Uit ‘Mystieke theologie’ van Dionysius de Areopagiet

Ten slotte wordt Mozes bevrijd
van dat wat gezien wordt
en van degene die ziet,
want hij gaat het duister in
van de kennisloosheid.
Daar wordt zijn begrijpen tot zwijgen gebracht.
Hij komt terecht
in het volledig ongrijpbare en onzichtbare.
Hij behoort nu volkomen toe
aan Hem die aan alles voorbij is.
Hij behoort niet meer toe aan iets,
niet aan zichzelf
en niet aan iets anders.
Hij is nog slechts van de Onkenbare,
één met Hem.

Uit ‘Geestelijke ladder’ van Johannes Climacus

Er zijn mensen die
naarmate God zijn gave in hen vermeerdert,
ervan overtuigd raken
dat zij zo’n rijkdom onwaardig zijn.
Dat is nederigheid,
dat is gelukzaligheid.
Telkens wanneer je ziet
dat iemand in luttele jaren
de hoogste gelijkmoedigheid verworven heeft,
bedenk dan
dat hij die gelukzalige weg
te voet is gegaan.
Ik heb iemand in volkomen oprechtheid horen zeggen:
‘Niet aan ons, Heer,
niet aan ons
maar aan uw Naam geef eer.’
Want hij wist
dat de menselijke natuur uit eigen kracht
niet onbeschadigd blijft onder loftuitingen.

Uit ‘God liefhebben’ van Bernardus van Clairvaux

Wij zijn op zoek naar God
die wij als maker van alles roemen.
En als we Hem gevonden hebben,
houden we ons aan Hem vast.
Wij maken ons niet meester
van de roem van onze werkgever
en stelen niet de eer
die wij ontlenen aan goederen
waarvan Hij de heer is.
Wij schreeuwen om God
en bekennen oprecht:
‘Heer, niet ons komt de eer toe,
niet ons,
maar jouw naam.’
Dit betekent:
voor onszelf eisen wij niets op,
maar alles schrijven wij toe
aan jouw naam,
waarvan alles afkomstig is.

Uit ‘De tempel van onze ziel’

God is eenvoudig
in de eenheid
van zijn eenvoudig wezen,
in de onbeweeglijke afgrond
van zijn onuitsprekelijke Godheid.
Daar is Hij zonder enige naam,
vrij van alle dingen,
leeg
en zonder enig beeld,
rustend
en zonder enig werk
en zonder enige werkzaamheid.
Naar die loutere eenheid
ontbiedt Hij de eenheid van ons nameloze wezen
en van onze zielegrond.
Hier is de ziel
binnen alle dingen
door haar kleinheid,
boven alle dingen
door Gods vrijheid,
buiten alle dingen
door een sterk toenemen van de minne Gods.

Uit de geschriften van Catharina van Genua

Ik zie zonder ogen,
begrijp zonder verstand,
voel zonder gevoel
en proef zonder smaak, vorm of maat.
Zonder zien echter
zie ik zo’n goddelijke werking en kracht,
dat alle woorden van volmaaktheid en reinheid
die ik sprak,
nu door mij gezien worden
als leugens en kronkels
vanuit het oogpunt van deze waarheid.
De zon die mij zo helder leek,
lijkt nu zwart.
Hetgeen mij zoet leek,
lijkt nu bitter,
omdat alle schoonheden en zoetheden,
naarmate zij vermengd zijn met het schepsel,
bedorven zijn.

Uit ‘Bestijging van de berg Karmel’ van Jan van het Kruis

Gehechtheid
bindt de ziel aan het schepsel,
maakt de ziel aan het schepsel gelijk.
Hoe groter de aanhankelijkheid,
des te groter de gelijkheid.
Liefde schept immers gelijkenis
tussen de minnende
en het beminde.
Toen David sprak over hen
die hun zinnen gezet hadden op afgoden,
zei hij dan ook:
‘Mogen zij, die hun hart aan hen verliezen,
aan hen gelijk worden.’
De liefde schept niet alleen gelijkheid,
maar maakt de minnaar ook ondergeschikt
aan wat hij liefheeft.

Uit ‘Wetenschap van het kruis’ van Edith Stein

Het is niet de bestemming van de mens
de geschapen dingen te kennen
en er zich over te verheugen.
Het is een verdraaiing van zijn oorspronkelijke wezen
als hij daarin verstrikt raakt.
Hij moet uit deze verstrikking bevrijd worden
om verheven te worden tot zijn ware wezen,
waartoe hij geschapen is.
Zijn blik moet zich richten op de Schepper.
Aan Hem moet hij zich met al zijn krachten wijden.
God begint dit werk en voltooit het,
maar het vereist de medewerking van de mens.

Gebed

Niet in schijn,
in namen of beelden
zoeken wij onze veiligheid,
maar in Jou, o God.
Jij die ons wezen vormt,
leer ons vertrouwen.

Zang

Al     Aan Jou vertrouwen wij ons toe,
00     Jij beschermt ons, staat ons bij.

Vz     Altijd ben Jij ons indachtig,
Al     aan Jou vertrouwen wij ons toe.
Vz     Jij begeleidt ons met jouw zegen,
Al     Jij beschermt ons, staat ons bij.
Vz     Alles is door Jou geworden,
Al     aan Jou vertrouwen wij ons toe.
Vz     Jij bent de bron van alle leven,
Al     Jij beschermt ons, staat ons bij.
Vz     Niet voor de dood zijn wij bestemd,
Al     aan Jou vertrouwen wij ons toe.
Vz     Eeuwig vieren wij jouw naam,
Al     Jij beschermt ons, staat ons bij.

Al     Aan Jou vertrouwen wij ons toe,
00     Jij beschermt ons, staat ons bij.

Op deze pagina kunt u kijken en luisteren naar een inleiding door Kees Waaijman, die kan helpen om de ruimte van deze psalm in te gaan.

© Teksten: Kees Waaijman
© Psalmgebed: Laetitia Aarnink
© Zangzetting: Jan Egberink
© Psalmzetting: Ad de Keyzer

Niets van deze Psalmviering mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch,
door geluidsopname of op enige andere wijze,
zonder voorafgaande toestemming van
Stichting Titus Brandsma Memorial, Nijmegen.