psalmviering van de week

Elke week verschijnt op deze pagina een ‘psalmviering van de week’,
waarbij thuis mee gebeden kan worden.

Psalmviering 42-43

Zang

Mijn ziel dorst als een hert
naar water, levend water,
jouw gelaat, het liefste
dat ik in mij draag,
mijn Machtige.

Al huilt de afgrond, woest
en ledig, in mijn eenzaamheid,
jouw gunst vervult mijn
dag, jouw zang mijn nacht,
mijn Machtige.

Bij angst en ongunst, wees
mijn wijdte, leid mij in de
stilte van jouw beeldloze
aanwezigheid,
mijn Machtige.

Beurtlezing – Micha 7,7-10

Ik zie uit naar Wezer,
wacht de Machtige van mijn bevrijding.
Mijn Machtige hoort mij.

Verheug je niet over mij,
jij, mijn vijandin.
Al ben ik gevallen,
ik sta weer op,
al zit ik in duisternis,
Wezer is mijn licht.

Ik draag de hoon van Wezer,
ja, tegen Hem heb ik misdaan,
tot Hij mijn strijd zal strijden
en mij naar waarheid schikt.

Hij laat mij wegtrekken
het licht tegemoet,
ja, zijn bewaring zal ik zien.

Zien zal het mijn vijandin,
schaamte zal haar overdekken,
omdat zij mij zei:
‘Waar is Wezer, je Machtige?’

Stilte

Zoals een hert
Machtige,
hunker ik naar Jou.

Psalm

Stilte

Jij bevrijdt,
mijn Machtige,
mijn gelaat.

Wenk

Uit de geschriften van Evagrius van Pontus

Wanneer wij in de macht gevallen zijn
van de geest van lusteloosheid,
laten we onze ziel dan
onder tranen in tweeën delen,
en wel zo
dat we het ene deel
het andere laten bemoedigen.
Laten wij goede hoop in onszelf zaaien
en het woord van David zingen:
‘Waarom ben je zo bedroefd, mijn ziel,
en waarom ontstel je mij?
Hoop op God,
dan zal ik Hem belijden,
de redder van mijn gelaat,
en mijn God.’

Uit ‘Geestelijke ladder’ van Johannes Climacus

Honger is verborgen en onzichtbaar,
maar dorst is door zijn gloed
voor allen waarneembaar.
Daarom zegt hij die naar God verlangt:
‘Mijn ziel dorst naar God,
de Levende.’
Indien reeds het gelaat van de geliefde
ons duidelijk van aanblik doet veranderen
en ons stralend, opgewekt en onbezorgd maakt,
hoeveel te meer zal dan
het gelaat van de Heer stralen,
wanneer Hij op onzichtbare wijze
in een zuivere ziel komt inwonen?
Wanneer heel de mens
doordrongen wordt met de liefde van God,
dan toont hij in zijn lichaam
de schittering van zijn ziel.

Uit ‘Ken de wegen’ van Hildegard van Bingen

‘Zoals een hert naar de waterbronnen verlangt,
zo verlangt mijn ziel naar U, o God.’
Daarom wil ik over de krachteloze zoetigheid
van het vergankelijke leven heenspringen
en kijk ik met een eenvoudig hart
alleen maar naar de Bron van levend water.
Want deze is gevuld
met een onmetelijke heerlijkheid,
aan wiens gelukzaligheid
niemand zich genoeg kan verzadigen.
Altijd kijk ik naar het eeuwige Licht.
Noch door na te denken
noch door te zuchten
zal ik mij aan de eeuwige zoetheid kunnen verzadigen,
die in de verheven God is.

Uit de geschriften van Gertrudis van Helfta

Wanneer vertoont Gij uzelf aan mij,
opdat ik U kan zien
en uit U kan putten,
mijn God,
Gij bron van mijn leven?
Dan zal ik drinken,
en ik zal dronken zijn
van de overvloed aan zoetheid
uit deze levende bron,
die ontspringt aan de gelukzaligheid
van dat heilig gelaat,
waarnaar mijn ziel vol verlangen hunkert.
Gij, bemind gelaat,
wanneer zult Gij mij bevredigen?
Dan zal ik de ruimte
van de wonderbare tent binnengaan.
Wanneer zult Gij mij met vreugde vervullen,
omdat ik uw heilig gelaat mag aanschouwen?

Uit de preken van Johannes Tauler

‘De afgrond leidt de afgrond binnen.’
De geschapen afgrond
leidt vanwege zijn diepte
de ongeschapen afgrond binnen.
Zijn diepte
trekt de ongeschapen afgrond
in zich binnen.
Daar vloeit de ene afgrond
in de andere afgrond
en wordt een niets
in het andere niets.
Hij weet niets,
bemint niets
en proeft niets
dan de vereniging met God.

Uit ‘Donkere nacht’ van Jan van het Kruis

Wanneer de ziel bemerkt
dat zij tot niets is teruggebracht
met betrekking tot alle hemelse en aardse dingen
die zij gewoon was te genieten,
ziet zij dat zij van liefde vervuld is.
Zij weet niet hoe.
Haar verlangen naar God wordt zo groot,
dat zij de indruk heeft
dat haar beenderen door die dorst uitdrogen,
dat haar natuur wegkwijnt
en haar warmte en kracht wegvloeien
door de hevigheid van die liefdesdorst.
Zo beschouwde en voelde David het,
toen hij zei:
‘Mijn ziel dorst naar de levende God.’

Uit de geschriften van Dietrich Bonhoeffer

Dorst naar God.
Wij kennen de lichamelijke dorst,
wanneer er geen water is,
wij kennen de dorst van de hartstocht
naar geluk en leven.
Kennen wij ook de dorst
van de ziel naar God?
Een God,
die niet meer dan een gedachte of ideaal is,
kan deze dorst niet lessen.
Naar de levende God,
de God en oorsprong van alle leven,
dorst onze ziel.
Wanneer zal Hij onze dorst lessen?
Wanneer zullen wij komen
en zijn aangezicht aanschouwen?
Gods aangezicht aanschouwen,
dat is het doel van alle leven,
dat is eeuwig leven.

Gebed

Zoals een hinde
reikhalst aan waterstromen,
o God van alle leven,
zo dorsten wij naar levend water.
Met heel ons wezen
zoeken wij naar Jou.
Voer ons uit droogte en schaarste
naar een land
dat vervuld is van jouw aanwezigheid.

Zang

K1     Dat ik dorsten blijf naar Jou,
00      mij steeds jouw tederte herinner,
K2     Jij die mij in je liefde lokt:
Al      bevrijding van jouw gelaat.

K1     Dat mijn eenzaamheid jouw naam
00      dag en nacht uitroept.
K2     Trek Jij voor mij uit:
Al      bevrijding van mijn gelaat.

K1     Dat trouw mij leidt, mijn pad verlicht,
00      jouw lied mij draagt,
K2     mijn nauwte wijd voor Jou zich opent:
Al      bevrijding van mijn gelaat.

Op deze pagina kunt u kijken en luisteren naar een inleiding door Kees Waaijman, die kan helpen om de ruimte van deze psalm in te gaan.

© Teksten: Kees Waaijman
© Psalmgebed: Laetitia Aarnink
© Zangzetting: Chris Fictoor
© Psalmzetting: Ad de Keyzer

Niets van deze Psalmviering mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch,
door geluidsopname of op enige andere wijze,
zonder voorafgaande toestemming van
Stichting Kerkmuziek en Spiritualiteit, Nijmegen.