Elke week verschijnt op deze pagina een ‘psalmviering van de week’,
waarbij thuis mee gebeden kan worden.
Psalmviering 62
Zang
Om Jou alleen verstilt mijn ziel,
oneindig plant de breking van
jouw licht zich voort, het stelt mij bloot
aan jouw geheim, instil begin.
Aan dit geheim ontstaat mijn waar-
digheid, niet uit het heil te stoten
is mijn ziel, niet klein te krijgen
Jij, mijn rots, mijn stil verweer.
Om niet geschapen leef ik in het
licht van jouw genade, mild
geborgen in jouw schoot, gestild
tot in het merg van mijn gebeente.
Beurtlezing – Spreuken 10,27-11,13
Schroom voor Wezer voegt dagen toe,
dat de jaren van doemenden korten.
De verwachting van bewarenden is vreugde,
doemenden staan gespannen op sneven.
De weg van Wezer is een wering voor de gave,
maar verderf voor zwelligheidwrochters.
Een bewarende wankelt in eeuwigheid niet,
doemenden wonen niet in het land.
De mond van de bewarende brengt kunde,
de tong die verdraait wordt weggesneden.
De lippen van de bewarende voelen liefde,
de mond van doemenden is verdraaiing.
Een bedrieglijke waag is een gruwel voor Wezer,
een zuivere weegsteen heeft Hij lief.
Komt verwatenheid, schande komt mee,
kunde woont bij deemoedigen.
Gaafheid leidt oprechten,
de zwendel van hoereerders overweldigt hen.
Een vermogen baat niet op de dag van de woede,
bewaring redt uit de dood.
De bewaring van de gave recht zijn weg,
de doemende valt in zijn doemen.
De bewaring van oprechten redt hen,
de hoereerder wordt in zijn verwezing gevangen.
Met de dood van een doemende sneeft zijn verwachting
zijn sterkste hoop sneeft.
De bewarende ontslipt uit de nauwte,
de doemende komt in zijn plaats.
De mond van de schenner is een graf voor zijn gezel,
door hun voeling ontslippen bewarenden.
In het goede van bewarenden verblijdt zich de stad,
bij het sneven van doemenden joelt men.
Door de zegen van oprechten verheft zich een wijk,
door de mond van doemenden wordt zij afgebroken.
Wie zijn gezel veracht is harteloos,
een opmerkzame man zwijgt.
Wie lasterend rondgaat verraadt geheimen,
wie hecht van geest is houdt een zaak verborgen.
Stilte
Naar Jou alleen,
Machtige,
strek ik verstild mij uit.
Psalm
Stilte
Jij geeft mij terug,
mijn Meester,
wat ik doe.
Wenk
Uit ‘Leven van Antonius’ van Athanasius
Het zien van God
geschiedt zo stil en vredig,
dat de ziel aanstonds
vreugde, blijdschap en moed
in zich gewaar wordt.
Want daarin is de Heer
die onze vreugde is en onze kracht.
De gedachten die eruit voortkomen
blijven rustig en zonder deining,
zodat de ziel stralend van licht wordt.
Een vurig verlangen
naar de goddelijke en de toekomstige dingen
bekruipt haar.
Zij wil er volledig mee verenigd worden.
Uit ‘De geestelijke ladder’ van Johannes Climacus
Een haartje stoort het oog
en een kleine bezorgdheid vernietigt stilheid,
want stilheid is
het afleggen van gedachten en bekommernissen.
Wie God een zuivere geest wil aanbieden,
maar door bekommernissen beroerd wordt,
lijkt op een man
die na zijn eigen voeten stevig geboeid te hebben
snel probeert te lopen.
Wie God nog niet kent
is ongeschikt voor stilheid
en blootgesteld aan vele gevaren.
Wie de zoetheid van God
niet geproefd hebben
verspillen hun tijd.
Stilheid is
ononderbroken eredienst aan God
en ononderbroken aanwezigheid bij God.
Uit ‘Gulden brief’ van Willem van Saint-Thierry
Om de minnaar
enigermate in kennis te stellen
van wat hem ontbreekt
beroert de genade somtijds
als in het voorbijgaan
zijn zinnen.
Zij ontrukt hem aan zichzelf,
voert hem ijlings naar de dag die duurt,
weg van het tumult van de dingen
naar de vreugde van de stilte.
Daar onthult het Zijn zichzelf aan hem
zoals het gezien wil worden,
een wijle, een ogenblik maar
naar de maat die Hem belieft.
Soms ook maakt Hij hem gelijk
aan wie Hij is,
opdat ook hij weze
naar de maat van wat Hij is.
Uit ‘Geestelijk hooglied’ van Jan van het Kruis
In de beschouwing
geeft de ziel
haar liefde en zorg en inspanning
aan niemand anders
dan aan haar Beminde.
Vergoddelijkt als zij is,
is zij als het ware goddelijk,
zodat zelfs haar eerste bewegingen
niet meer ingaan tegen de wil van God.
Toen David over deze toestand van zijn ziel sprak,
gaf hij dit alles duidelijk te verstaan:
‘Zou mijn ziel niet onderworpen zijn aan God?
Hij vangt mij op
en ik zal niet meer bewegen.’
Hij zegt:
‘Hij vangt mij op.’
Zij is door God opgevangen
en met Hem verenigd.
Uit ‘Spel van liefde’ van Jan van de Heilige Samson
In uw liefde blijf ik,
eenvoudig
en onvergelijkelijk,
in onmiddellijk schouwen van U,
van gelaat tot gelaat,
diep in Uzelf,
stil en onbeweeglijk.
Die aanschouwing
brengt uw liefde in vervoering
en houdt die voor altijd vast
in haar eenvoudige
en onvergelijkelijke verblijf
in het diepste van Uzelf.
Die onvergelijkelijke liefde
komt voort uit
de wederzijdse liefde in U
en trekt mij mee
in uw allesomvattende scheppingskracht.
Uit de geschriften van Søren Kierkegaard
Als de zee stil ligt,
diep doorzichtig,
dan prijzen wij die helderheid
en verblijden ons met de menselijke ziel.
Als het lage,
eindige
of veelvuldige
in beweging is,
is de ziel als troebel water,
donker en ondoorzichtig.
Maar als zij stil is
door slechts het ene te willen,
dan is zij zuiver
als de doorzichtigheid van de zee.
Daarom vergelijken wij de ziel met het water.
Stilte is reinheid,
als al het onreine gezonken is.
Reinheid is doorschijnendheid,
doorzichtigheid is diepte.
Uit ‘Praktische mystiek’ van Evelyn Underhill
Ambities en genegenheden,
smaken en vooroordelen
vechten om jouw aandacht.
Je arme, geplaagde bewustzijn
schiet hiertussen heen en weer
en is een rusteloos,
gecompliceerd ding geworden.
Zelfs op dit moment
zoemen je gedachten
als een zwerm bijen.
Toch is die toestand
niet zo hopeloos als het lijkt.
Want dit alles speelt zich slechts af
aan de rand van je bewustzijn,
waar het raakt aan de wereld van de verschijnselen
en daarop reageert.
In het centrum heerst een stilte
die zelfs jij niet kunt verbreken.
Gebed
O Jij,
die ons leven doortrekt
met jouw stille aanwezigheid,
voer ons binnen in jouw geheim.
Vervul ons met eerbied
voor het leven
in goede en in slechte dagen.
Zang
Het stille licht waarin mijn ziel
verblijft ben Jij. Een ogenblik
ontkomen aan mijzelf ben ik
te gast bij Jou. Nu leef ik uit
jouw wezen. Ik ga schuil in Jou.
Buiten Jou is alles vluchtig,
woorden, waan, ze zijn mijn ziel niet
waard. Dat ik toch nooit ontga de
stille kracht van jouw gelaat
dat ik mijn enige niet schaad.
Op Jou ben ik gericht, ik strek mij
uit naar Jou. Dat ik in stil
ontzag mijn wegen ga en huiver
bij het kwaad, dat ik ontdaan
van schijn gerechtig ben in stilte.
Op deze pagina kunt u kijken en luisteren naar een inleiding door Kees Waaijman, die kan helpen om de ruimte van deze psalm in te gaan.
© Teksten: Kees Waaijman
© Psalmgebed: Laetitia Aarnink
© Zangzetting: Ad de Keyzer
© Psalmzetting: Ad de Keyzer
Niets van deze Psalmviering mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch,
door geluidsopname of op enige andere wijze,
zonder voorafgaande toestemming van
Stichting Kerkmuziek en Spiritualiteit, Nijmegen.