psalmviering van de week

Elke week verschijnt op deze pagina een ‘psalmviering van de week’,
waarbij thuis mee gebeden kan worden.

Psalmviering 87

Zang

Al     Hoeveel liefde
00     is ons ingeboren?

K1    Jij bent de grond
00     die ons draagt.
K2    Jij bent de bergen
00     die ons omringen.
K1    Jij bent de poorten,
00     weide vinden.
K2    Jij bent de Heilige,
00     ontzagwekkend Jij.
K1    In Jou spreekt
00     onze waardigheid.
K2    Jij bent onze woningen,
00     wij zijn te gast bij Jou.
K1    Om Jou is gebouwd
00     de stad van vrede.

Al     Hoeveel liefde
00     is ons ingeboren?

Beurtlezing – Jesaja 66,6-14

Er klinkt een stem in de stad,
een stem in de tempel,
de stem van Wezer om vernoeging,
om vergelding voor zijn vijanden.

Nog vóór zij weeën krijgt,
zal zij baren,
vóór de barensnood haar overkomt,
brengt zij haar zoon ter wereld.

Wie heeft ooit zoiets gehoord,
wie heeft ooit zoiets gezien?
Werd ooit een land geboren
op één dag,
een natie gebaard
in één keer?

Maar bij Sion waren de weeën
nauwelijks begonnen,
of zij baarde haar kinderen.

‘Zou Ik de schoot openen,
en niet doen baren?’
zegt Wezer.
‘Of ben Ik iemand die doet baren,
en de schoot gesloten houdt?’
zegt je Machtige.

Verheug je met Jeruzalem
en juich om haar,
allen die met haar verknocht zijn.
Wees blij met haar blijdschap,
allen die over haar treuren.
Je zult drinken aan haar borst
en je verzadigen
aan haar troostrijke borst,
je zult drinken met volle teugen
aan haar rijke moederborst.

Ja, zo spreekt Wezer:
Hier, Ik laat haar toevloeien
vernoeging als een stroom,
de wichtigheid van de naties
als een beek die overvloeit.

Dan zul je drinken,
word je op de heup gedragen
en op de schoot gewiegd.
Zoals een moeder haar kind troost,
zo zal Ik jou troosten,
in Jeruzalem word je getroost.

Als je het ziet,
zal je hart zich verblijden,
je gebeente bloeien
als het jonge groen.

De hand van Wezer doet zich voelen
aan zijn knechten,
zijn ziedende toorn overkomt zijn vijanden.

Stilte

In jouw heiligheid,
Wezer,
zijn wij gegrond.

Psalm

Stilte

Al wat wij zijn,
Wezer,
ontspringt in Jou.

Wenk

Uit ‘Gesprekken’ van Cassianus

De monnik zal altijd
al zijn aandacht vestigen op één doel:
God indachtig zijn.
Het is ermee
als met iemand
die het gewelf van een ronde absis
in de hoogte wil afsluiten:
hij moet voortdurend
de lijn rondom het subtiele midden volgen
en in overeenstemming met die onfeilbare norm
moet hij de gehele ronding optrekken
in een gelijkmatige, strakke bouw.
Degene die tracht te bouwen
zonder naar dit middelpunt te kijken,
zal,
hoe begaafd en knap hij ook meent te zijn,
onmogelijk de regelmatige ronde vorm
foutloos bewaren.

Uit ‘God liefhebben’ van Bernardus van Clairvaux

De liefde is een berg,
een zeer hoge Godsberg.
Ja, ze is een berg
die dicht begroeid is,
een weelderige berg.
Wie zal de berg van de Heer bestijgen?
Wie zal me vleugels als van een duif geven?
Vliegen zal ik,
rusten zal ik.
Die plek is in vrede gemaakt,
deze woning op de Sion.
Wanneer zal dit lemen vat,
deze aardse inwoning,
dit vatten?
Wanneer zal ik een aandoening van die aard ervaren,
dat de geest,
dronken van goddelijke liefde,
helemaal in God binnengaat?

Uit ‘Visioenen’ van Julian van Norwich

Ik zag en werd gewaar
hoe zijn wonderbare en absolute goedheid
al onze vermogens laat vollopen.
Daarbij zag ik
dat zijn onafgebroken bedrijvigheid
in alle dingen en gebeurtenissen
gekenmerkt is
door een zo grote goedheid,
wijsheid en macht,
dat het onze verbeelding
en al wat we ons kunnen voorstellen of indenken
overstijgt.
Dan kunnen wij Hem
slechts schouwen en genieten,
met hoog oplaaiend verlangen
naar volledige eenwording in Hem;
aandachtig elk van zijn bewegingen volgen
en ons, intens blij om zijn liefde,
koesteren in zijn goedheid.

Uit de gedichten van Jan Luyken

Ik meende: de Godheid woont ver weg,
op een troon, hoog boven maan en sterren,
ik hief menigmaal mijn oog
met diep verzuchten omhoog.

Maar toen het U beliefde U te openbaren,
toen zag ik niets van boven nedervaren,
maar in de grond van mijn gemoed,
daar werd het lieflijk en zoet.

Daar kwam U uit de diepten uitwaarts dringen
en als een bron mijn dorstig hert bespringen,
zodat ik U, God, bevond
te zijn de Grond van mijn grond.

Uit de geschriften van Søren Kierkegaard

Wie de plek waar een bron ontspringt
heel dicht nadert,
ontdekt dat ze verder weg ligt.
Van deze plaats gaat liefde uit
langs allerlei wegen.
Maar langs geen van deze wegen
kun je doordringen
in de verborgenheid van haar oorsprong.
Zoals God woont in een licht,
waarin iedere straal uitgaat
die de wereld verlicht –
terwijl er toch niemand is
die langs deze wegen door kan dringen
om God te zien,
want de wegen van het licht
veranderen in duisternis
als je je toewendt naar het licht –
zo woont de liefde
in het verborgene.

Uit de brieven van Elisabeth van Dijon

Ik voel,
dat God in mij leeft.
Ik hoef slechts in mijzelf te keren
om Hem in mijn ziel te vinden.
Dit maakt heel mijn geluk uit.
Hij legde in mijn hart
een dorst naar het oneindige
en naar de liefde,
die Hij alleen kan lessen.
Daarom ga ik naar God
zoals een kind naar zijn moeder gaat.

Uit ‘Praktische mystiek’ van Evelyn Underhill

De toenemende ontgrenzing van de werkelijkheid
is een ononderbroken groeien
van de geest in liefde
en het volledig tot bloei komen
van je verbondenheid met je werkelijke Thuis.
Want door het steeds opnieuw afbreken
van harde hindernissen
en door je vrijwillige onderwerping
aan het ritme van een groter bestaan
en door het onophoudelijk verwijden,
verdiepen en ontzelven van je aandacht
verruim je je grenzen.
Zo word je de inwoner
van een grotere, meer vreugdevolle wereld
en krijg je deel aan een rijker leven.

Gebed

Grond van ons bestaan
ben Jij, o God.
Bron van leven
voor wie zoeken jouw gelaat.
Maak ons tot zusters en broeders
van elkaar.

Zang

Al     Hoe zouden wij
00     in ‘s hemels naam
00     ooit van elkaar vervreemden?

K1    Dezelfde bron
00     die ons doorstroomt.
K2    Eenzelfde liefde
00     die ons heeft gebaard.
K1    Eendere grond
00     die ons allen draagt.
K2    Eén groot geheim
00     dat ons te boven gaat.
K1    Gelijke waardigheid
00     ons ingeschapen.
K2    Ingeschreven
00     in hetzelfde boek.
K1    Eén gelaat
00     om ons gebroken.

Al     Hoe zouden wij
00     in ‘s hemels naam
00     ooit van elkaar vervreemden?

Op deze pagina kunt u kijken en luisteren naar een inleiding door Kees Waaijman, die kan helpen om de ruimte van deze psalm in te gaan.

© Teksten: Kees Waaijman
© Psalmgebed: Laetitia Aarnink
© Zangzetting: Jan Egberink
© Psalmzetting: Ad de Keyzer

Niets van deze Psalmviering mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch,
door geluidsopname of op enige andere wijze,
zonder voorafgaande toestemming van
Stichting Kerkmuziek en Spiritualiteit, Nijmegen.