psalmviering van de week

Elke week verschijnt op deze pagina een ‘psalmviering van de week’,
waarbij thuis mee gebeden kan worden.

Psalmviering 66

Zang

Al     Midden door de vloed
0       gingen wij
0       droogvoets door de zee.

Vz     De dood had ons al in zijn greep,
0       Jij bracht ons terug het leven in.
Al     Midden door de vloed
0       gingen wij.

Vz     Jij baande een weg voor ons:
0       zonder te struikelen
Al     gingen wij
0       droogvoets door de zee.

Vz     Wij werden blootgesteld
0       aan onheil en geweld.
Al     Midden door de vloed
0       gingen wij.

Vz     Wij sidderden van angst,
0       bevend van schrik
Al     gingen wij
0       droogvoets door de zee.

Vz     Wij werden verpletterd
0       onder oorlogsgeweld.
Al     Midden door de vloed
0       gingen wij
0       droogvoets door de zee.

Beurtlezing – Wijsheid 19,5-12.19-22

Jouw volk mocht het ervaren:
een ongehoorde doortocht,
Egypte vond een vreemde dood.

Heel de schepping zag er anders uit,
maar bleef haar wezen trouw,
toen zij jouw opdrachten volbracht,
zodat jouw kinderen ongedeerd ontkwamen.

Ze zagen een wolk
de legerplaats overschaduwen,
droog land oprijzen
waar tevoren water stond,
de Schelfzee werd een gebaande weg,
de wilde branding een grazige weide.

Wie door jouw hand werden beschermd
trokken er met heel het volk doorheen,
nadat zij wonderbare tekens schouwden.

Zij graasden daar als paarden,
huppelden als lammeren,
terwijl ze Jou vierden, Wezer,
die hen bevrijdde.

Zij herinnerden zich nog
wat zij daar hadden meegemaakt,
hoe muggen die niet waren voortgebracht
door levende wezens
zomaar uit de aarde kropen,
hoe kikkers, niet door waterdieren voortgebracht,
zomaar werden uitgebraakt door een rivier.

Later zagen zij
een nieuwe vogelsoort ontstaan,
toen zij door drift gedreven
om uitgelezen voedsel vroegen,
want om hun honger te stillen
stegen er voor hen kwartels op uit zee.

Landdieren veranderden in waterdieren,
zwemmende dieren verhuisden naar het land.
Het vuur overtrof zijn eigen kracht in het water,
het water vergat zijn blussend vermogen.

Het vlees van kwetsbare dieren
verzengde niet,
terwijl ze door het vuur heen liepen.
Het goddelijk voedsel, smeltend als ijs,
smolt niet.

In alles, Wezer,
heb Jij je volk groot gemaakt
en verheerlijkt.
Jij hebt het niet verlaten,
maar het altijd en overal geholpen.

Stilte

Laat heel de aarde,
Machtige,
jouw weerklank wezen.

Psalm

Stilte

Jouw gunst,
Machtige,
blijft mij bij.

Wenk

Uit de geschriften van Willem van Saint-Thierry

Als Gij met mij zijt,
waarom blijf ik dan niet bij U?
Wat staat mij in de weg?
Wat weerhoudt mij?
Welke muur is er tussen U en mij?
Als Gij met mij zijt
en mij gelukkig maakt,
waarom kan ik dan niet bij U blijven
en genietend opgaan in U,
de bron van heel mijn geluk?
Ik kan niet genietend in U rusten,
zolang ik U niet mag zien
uit kracht van uw genade.
Waarom kan ik U niet aanschouwen,
terwijl ik U zozeer bemin
dat ik zou willen sterven.

Uit ‘Ken de wegen’ van Hildegard van Bingen

‘Met offers wil ik uw huis binnengaan
en mijn geloften wil ik nakomen.’
Wat wil dat zeggen?
Door het voornemen
goed en juist te handelen,
o mijn God,
zal ik in de bestemming binnentreden
van uw hoogheilig geschenk:
in vurig verlangen
mijn begeren verlaten.
Niets is zoeter voor mij
dan naar U,
de Schepper van alles,
verlangen.
Daarom wil ik mijn gelofte inlossen
die mijn mond
tezamen met mijn ziel uitsprak.
Want ik wil dat volbrengen
wat ik aan U in hevig verlangen beloofd heb:
mijn daden richten op U.

Uit de geschriften van Franciscus van Assisi

U bent heilig,
Heer, enige God,
die wonderen doet.
U bent sterk.
U bent groot.
U bent de Allerhoogste.
U bent de almachtige Koning,
U, heilige Vader,
koning van hemel en aarde.
U bent het goede,
al het goede,
het hoogste goed,
Heer, levende en ware God.
U bent de liefde
en de genegenheid.
U bent de wijsheid.
U bent de nederigheid.
U bent het geduld.
U bent de geborgenheid.
U bent de rust.

Uit ‘Alleenspraak van de ziel’ van Thomas van Kempen

U hebt mijn voet
voor wankelen behoed.
U hebt mij verlost
uit de strikken van de dood.
En dan te bedenken
dat velen in de steek gelaten
en omgekomen zijn
die onschuldiger waren dan ik.
Loof, mijn ziel, de Heer,
vergeet nimmer
al wat Hij gedaan heeft.
Alles wat je zegt of aandraagt
om Hem te loven
is evenwel te weinig.
Hij is groter
dan alle lof
en klinkt mooier
dan elke melodie.
Daarom hangt mijn ziel U aan
en houdt zij meer van U
dan van alles wat U gegeven hebt.

Uit ‘De tempel van onze ziel’

Hij tooit ons
met zijn Godheid en mensheid,
opdat Hij zou leven in ons
en wij in Hem.
Hij tooit ons,
opdat wij altijd staande blijven
en in de Geest worden opgenomen
in overwezenlijke minne.
Hij doet de ziel
wonen in Hem
die haar erfdeel is,
als in haar eigen rijk.
Hij doet haar zitten
aan zijn tafel.
Hij geeft haar
al wat Hij heeft
en al wat Hij is.
Hij vraagt op zijn beurt
al wat zij heeft
en al wat zij is.
Hij vormt haar helemaal om
in Zichzelf
en spijzigt haar
met Zichzelf.

Uit ‘Het leven’ van Maria Petyt

Met David zeg ik:
‘In vuur en water zijn wij beland,
maar U voerde ons weg naar overvloed.’
Zie, de kwetsuren zijn geheeld,
de wonden genezen,
de vrucht gebaard
en de smarten vergeten.
De vruchten die ik heb gekregen
gedurende deze pijnlijke en eenzame reis
lijken mij zeer groot te zijn.
Ik vind dat ik het meest gegroeid ben
in een diepe en grondige kennis
van mijn eigen nietigheid.
De geringschatting van mijzelf
en het vertrouwen op God
zijn groter.
God is nu veel zuiverder
en wezenlijker
het voorwerp van mijn liefdevolle aandacht.

Uit de geschriften van Marija Skobtsova

Er zijn twee manieren van leven:
voortgaan op vaste grond,
alleen doen wat rechtvaardig is
en respect afdwingt,
en met het oog daarop
alles meten, afwegen, vooruitzien.
Maar er is ook zoiets als
voortgaan op een watervlakte.
Dan kun je niet meten en vooruitzien.
Het enige wat helpt
is bidden zonder ophouden.
Een ogenblik zonder geloof
en je verdwijnt onder water.

Gebed

Jouw volk,
door vuur en water gegaan,
heb Jij weer bijeengebracht,
o God van ontferming.
Vieren willen wij
in heilig ontzag
jouw naam:
o wees er.

Zang

Al     Die het bidden hoort.

K1    Het roepen van de armen is zijn troon,
K2    hun klagen is zijn kroon,
K1    zijn kleed de klacht van de verdrukten,
K2    hun schreien is zijn scepter,
K1    het kermen van de weduwe zijn oor,
K2    haar wenen is zijn oog,
K1    het smeken van de wezen is zijn stem,
K2    hun kreunen zijn  gelaat,
K1    zijn hart de smart van de vernederden,
K2    hun zuchten is zijn wezen.

Al     Die het bidden hoort.
Vz     Ontzaglijk. Hij is
0       de Enige. Hij is de enige
0       die hoort.
Al     Ik ben er
0       is zijn naam,
0       Die het bidden hoort.

Op deze pagina kunt u kijken en luisteren naar een inleiding door Kees Waaijman, die kan helpen om de ruimte van deze psalm in te gaan.

© Teksten: Kees Waaijman
© Psalmgebed: Laetitia Aarnink
© Zangzetting: Jan Egberink
© Psalmzetting: Ad de Keyzer

Niets van deze Psalmviering mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch,
door geluidsopname of op enige andere wijze,
zonder voorafgaande toestemming van
Stichting Titus Brandsma Memorial, Nijmegen.