In het midden staat een gymnastiekmeester. Wij lopen in een wijde ellips om hem heen, dan in gewone pas, dan in looppas, dan weer met hoge stappen; af en toe moeten we in een zekere ritmische beweging de armen vooruit en wijd uitspreiden, dan weer de handen op de heupen houden, enfin, ik ken die bewegingen zo niet en doe maar zo wat mee. Een groepje doet er niet aan mee en loopt een eindje verder op en neer. Een man op twee krukken zit ergens in een hoek, maar ik huppel en draaf maar mee. Het duurt niet lang, hoogstens tien minuten; een dezer dagen toen het wat sneeuwde, nauwelijks vijf minuten. Het is buiten koud en men frist er weer even van op. Velen bekijken natuurlijk wel even, vooral de eerste keer, de geestelijke met al grijzende haren in deftige zwarte jas, nog wel met een ridderorde op en groeten en knikken met verstandhouding, maar och we zitten allen in hetzelfde schuitje, ook daaraan is men alweer gewend. Ik ben trouwens de eerste geestelijke niet, die hier gastvrijheid geniet. Als we terugkomen in onze gang, kunnen we onze gereinigde emmer weer meenemen. De deur staat voor ons open. Zodra we binnen zijn, gaat de grendel er weer op. Gedeelde smart is halve smart geworden. Over het algemeen schikt ieder zich nog al, als men zo de gezichten bekijkt.

Omstreeks twaalf uur, soms al wat vroeger, wordt het middageten gebracht

Omstreeks twaalf uur, soms al wat vroeger, wordt het middageten gebracht in een laag cilindervormig keteltje met deksel. Donderdag en zondag was het erwtensoep, dinsdag soep met bruine bonen met gort, de andere dagen stamppot, vrijdag zoiets van aardappelen met uien en vis erdoor, de andere dagen aardappelen met kool, of wortelen of zuurkool. Vlees heb ik er niet in kunnen vinden, ook in de erwtensoep niet, maar het is alles zeer goed bereid en heel niet onsmakelijk. De hoeveelheid is zo groot, dat ik aan tweederde genoeg heb.

Het ‘Adoro Te’ is mijn meest geliefd gebed geworden

We hebben een potje Zwaardemakers jam en een stukje boter gekregen, ik geloof verleden vrijdag; ik veronderstel voor een week om bij het brood te gebruiken. Daar gebruik ik het echter niet bij. Elke middag doe ik een stukje boter in de soep of in de stamppot, die ik eet, en neem deftig jam voor dessert. Zo komen die dingen toch tot hun recht. Na tafel reinig ik weer de wapenen, bid het Angelus als in het klooster en houd dan geknield, in de geest met de Ordebroeders, adoratie. Het ‘Adoro Te’ is mijn meest geliefd gebed geworden, ik zing het soms half luid. Het is meteen een geestelijke H. Communie.