Och, dat deed ik 35 jaar geleden in onze Beierse kloosters juist op dezelfde wijze. Daar brokten we ook het brood in de koffie en aten het met de lepel. Ik reinig weer bord en lepel en ga dan een morgenwandeling doen onder het genot van een pijpje en nadenkend over de dag van gisteren en die van vandaag, mijn Memento van de H. Mis nog eens wat vrijer herhalend. Ik denk aan velen, die aan mij denken, en tracht te leven in de Communio Sanctorum, de Gemeenschap der Heiligen. Ik wandel niet ver, drie meter heen en drie meter terug en dan weer van voren af aan. Die wandeling begint zo ongeveer half negen tot tegen negen uur mijn pijpje leeg is. Dan bid ik de Metten en Lauden en de Priem, vaak eerst ook nog heen en weer lopend, totdat ik, dat gedrentel moe, rustig naast de tafel op mijn krukje tegen de muur ga zitten om verder te bidden. Als ik daarmee gereed ben, is het ongeveer half tien. Tussen negen en half tien wordt het licht uitgedaan, soms zo vroeg, dat ik even een pauze moet maken, maar zondag was het aan tot tien uur. Om half tien houd ik dan mijn morgenmeditatie met lezing en overweging van ‘Jezus’ door Cyriel Verschaeve, dat ik met het leven van de H. Theresia in de vertaling van Kwakman bij gunst van de politie, die mij arresteerde, heb mogen meenemen, de eerste dagen hier nog wel niet kreeg, maar later op mijn verzoek toch op mijn cel mocht hebben.

Waarom verzet zich het Nederlandse volk, met name het Katholieke volksdeel, tegen de NSB?

Om tien uur begin ik wat te schrijven. De eerste paar dagen ben ik zoet geweest met schriftelijk antwoord op de vraag: Waarom verzet zich het Nederlandse volk, met name het Katholieke volksdeel, tegen de NSB.? Ik heb er in acht van deze bladzijden een antwoord op trachten te geven. Nu tracht ik de uren van schrijven mijn indrukken vast te leggen van de tijd hier doorgebracht, terwijl ik verder het leven van de H. Theresia schrijf, dat ik voor ‘het Spectrum’ op mij nam. Als ik met schrijven begin, steek ik een sigaar op. Om half twaalf bid ik, alweer lopende, Terts, Sext en Noon. De schrijftijd is een paar morgens onderbroken door de ‘sportoefening’, die we elke dag, nu eens ’s morgens dan weer ’s middags, hebben te doen. Dat is een vermakelijke geschiedenis. We worden met luide stem opgecommandeerd, de deuren gaan open en we posteren ons, tot allen de deur uit zijn, aan de overzijde van de gang, ieder met zijn genummerde vuilnisemmer in de hand. We gaan op pad, zetten onze emmer op het einde van de gang neer, gaan nog door wat gangen en komen dan op een open terrein achter de gevangenis, een vrij lange smalle strook grond, door een hoge muur afgesloten.