Het zou na een nacht te Arnhem, hier maar één nacht zijn. Met die woorden werd ik cel 577 op 20 januari binnengebracht. De volgende morgen moest ik om half negen klaar zijn voor het verhoor in De Haag. In de middag kon het waarschijnlijk afgesloten worden en zou ik met het oog op mijn gezondheid weer naar huis gaan. Des avonds 21 januari hoorde ik, dat de hechtenis verlengd werd voor nadere opheldering. De Heer Hardegen, die mij hoffelijk verhoorde, troostte mij met een beroep op mijn kloosterlijk leven, dat het mij niet zo zwaar zou vallen. Nu, dat doet het ook niet. Ik denk aan een oud versje van Longfellow, dat ik nog onthouden heb van mijn studententijd te Megen en dat nu wel bijzonder van toepassing is:

In his chamber all alone
Kneeling on a floor of stone,
Praid a monk in deep contrition
For his sins of indecision;
Praid for greater self-denial
In temptation and in trial.

Met die ‘trial’ valt het nog al mee, al moet men aan vele dingen van de ‘gevangenis’ even wennen. Ja, ja, het is wat, op 60-jarigen leeftijd nog in de gevangenis te komen. Ik zei dat ook bij het binnengaan van de gevangenis te Arnhem al schertsend tot de heer Steven, die mij arresteerde. Mij troostte echter zijn antwoord: ‘Dann hätten Sie de Auftrag des Erzbischofs nicht annehmen sollen.’ Ik wist, waarvoor ik hier was en zei hem ook ronduit ‘das als eine Ehre zu betrachten’ en mij niet bewust te zijn, daarmee iets verkeerds gedaan te hebben. Ik herhaalde dit laatste aan de Heer Hardegen en voegde er bij: ‘integendeel, het was een eerlijke poging om daardoor de tegenstellingen te verzachten’. Enerzijds aanvaardde men dit, anderzijds zag men er toch ook een organisatie van verzet tegen de bezettende macht in. Ik moest dit laatste zo beslist mogelijk afwijzen en de nadruk leggen op de uitsluitende bedoeling, het standpunt der katholieken met betrekking tot de propaganda van de NSB door de bisschoppen bepaald, mee te delen zoowel aan de pers als aan het Reichskommissariat en aan het laatste geheel onafhankelijk van de instemming met dit standpunt door de directies en redacties der katholieke dagbladen, welke overigens niet twijfelachtig was.

Slechts door de reis van de Heer Schlichting naar Rome – die ik reeds de eerste dag van de vervulling van mijn opdracht vroeg naar het Reichskommissariat te gaan – had het onderhoud eerst plaats, nadat ik de heren van de katholieke pers gesproken had. Ik begrijp intussen dat men de houding van de bisschoppen en van de katholieke pers niet aangenaam vindt en de opdracht van de aartsbisschop, aan mij gegeven en door mij vervuld, toch enigszins beschouwt als een daad van verzet op grond van onze katholieke beginselen tegen iets, dat naar onze mening daarmee in strijd is. De tegenstelling van de beginselen is er. Voor de belijdenis ervan lijd ik met vreugde, wat er voor geleden moet worden.