Nunc lege, nunc ora, nunc cum fervore labora; Sic fiet hora brevis et labor ipse levis.

De eerste dagen kon ik me nog moeilijk een dagorde bepalen, maar nu ik hier een week ben en de gang der zaken een beetje door heb, heb ik toch orde in mijn dag trachten te brengen. Het is moeilijk alles op de minuut te doen, want vooreerst plegen de gewone dingen van het gevangenisreglement zich niet zo precies aan de klok te houden en ten tweede is het niet zo eenvoudig te weten, hoe laat het is.

…en ik heb dus mijn eigen tijd

Vooral de eerste dagen was dat heel lastig, omdat men mij met de meeste ander dingen ook mijn horloge had afgenomen. Gelukkig heb ik dat, toen ik bij het laatste verhoor woensdagavond een vraag schriftelijk te beantwoorden kreeg en mij daarbij werd toegestaan te roken en men mij dus mijn rookartikelen moest brengen, ook mijn horloge gevraagd en gekregen. Maar het stond natuurlijk stil en ik heb het maar op goed geluk op een benaderend uur aan de gang kunnen brengen. Er slaat hier geen klok en in de dingen, waarvoor een tijd staat aangegeven, heeft men geen aanwijzing van dat uur, omdat men er zich zo precies niet aan houdt. Maar mijn horloge loopt tenminste goed en ik heb dus mijn eigen tijd, onafhankelijk van Greenwich zowel als van Amsterdam of Berlijn.

de Heilige Mis lezen met de Geestelijke Heilige Communie

Tussen half zeven en zeven uur klinken de eerste geluiden. De wacht schijnt dan de jonge gevangenen te wekken, die allerlei lopende karweitjes opknappen. Zo kwart voor zeven gaat er dan een bel, maar heel zacht. Zachtjes aan komt er meer alarm. Na nog weer enigen tijd gaat men rond, schijnt de cellen van het nachtslot te doen en steekt meteen het licht aan. Dat is, althans voor mij, het sein tot opstaan. Het is dan ook mooi geweest met de nacht sinds ’s avonds 8 uur. Ik sla een kruis, groet de Madonna van Karmel op het plankje boven mijn bed en trek mijn kousen en pantoffels aan; bid op mijn knietjes drie Weesgegroetjes en een kort gebed en begin mijn bed af te halen. Ik sla de dekens uit en vouw ze netjes op, ook het laken, ontdoe de peluw van zijn verzachtingen, en zet mijn waterkan buiten de deur, die er even voor wordt open gedaan; dan ga ik, nog altijd in mijn pyjama – die ik gelukkig ook nog kon meepakken bij het arresteren – de opgevouwen dekens op het matje, geknield, op mijn manier uit het geheugen en aanvullend wat ik niet van buiten ken, de H. Mis lezen met de geestelijke H. Communie en de gebeden der dankzegging. Het gaat vlugger dan anders, maar het gaat ook anders. Het is een mooi begin van de dag. Thuis is eerst de meditatie, daarna het koor, maar hier laat ik liever mijn H. Mis voorgaan al is het dan in nachtgewaad.

Intussen of omstreeks het einde wordt de kan met fris water teruggebracht. De deur gaat weer eventjes open. We zeggen elkaar goede morgen en ik ga me wassen. Ik zou me er heel graag bij scheren, maar die weelde is teruggebracht tot woensdag- en zaterdagmiddag. Dan gaan tien minuten de deuren open en krijgen we een Gillet, zo nodig ook zeep en kwast en moeten ons dan maar heel gauw opknappen. Als het mesje niet deugt, mogen we een ander vragen. Als ik me dan ’s morgens aan het wassen ben, zo goed half acht, komt de man met de koffie. We hebben allen een mooie tinnen beker met oor, een bord en lepel. Beker en lepel gaan ’s nachts buiten de deur, maar krijgen we ’s morgens met het water brengen terug. Ik brok mijn brood in het bord en giet er de koffie overheen, een flink bord vol. Dan kleed ik me verder en laat het brood weken. Tegen acht uur ben ik weer het heertje, met uitzondering van de baard, deftig in het zwart en zet ik me op mijn krukje aan tafel, bid het Angelus, een Onze Vader en een Weesgegroet als in het klooster en verorber mijn ontbijt met mijn lepel.